De tijd van traditionele hulp is voorbij. In een geglobaliseerde wereld beïnvloeden burgers, bedrijven en regeringen uit alle windstreken elkaars lot. Een grote kracht van het WRR rapport is dat het dit erkent. Maar toch komt het met institutionele oplossingen die juist het beeld van traditionele hulp uitademen: wij gaan vanuit Nederland via NLAID kantoren geld en kennis brengen naar het Zuiden.
Het WRR rapport levert een doorwrochte analyse van de complexiteit van ontwikkeling in een geglobaliseerde wereld. Het rapport geeft veel stof tot nadenken, en levert een stevige bijdrage aan de discussie over internationale samenwerking. De WRR spaart de huidige hulpsector niet, maar hekelt tegelijkertijd het hulpcynisme dat in Nederland de laatste tijd heerst. Ontwikkelingshulp blijft nodig, constateert de WRR, maar het moet wel beter. Dat vind ik ook.
Zo’n ommezwaai helpen bereiken, en burgers, bedrijven, regeringen, en internationale instellingen bewegen om het belang van duurzame ontwikkeling voor iedereen voorop te stellen, is een kerntaak van Oxfam Novib. Dat is geen gemakkelijke taak. Vooruitgang is vaak langzaam. Zo proberen we met behulp van de zogenaamde ‘Bankenwijzer’ burgers te bewegen om geen zaken te doen met banken die investeren in bedrijven die wapens maken, kinderen in dienst hebben of het milieu aan hun laars lappen. En praten we met banken om hen te bewegen beter beleid te voeren op duurzame ontwikkeling. Nog een bekend voorbeeld is onze Groene Sint, die een groot aantal supermarkten ervan heeft overtuigd om eerlijke chocola in te kopen – een actie waardoor duizenden boeren in Afrika een eerlijke prijs voor hun cacao krijgen.
Natuurlijk heeft het weinig zin als we alleen als nationale organisatie proberen mondiale problemen aan te pakken. Daarom hebben we samen met Oxfams in dertien andere landen – waaronder de VS, Japan en het VK, maar ook bijvoorbeeld India en Mexico – Oxfam International gevormd. Daarmee zijn we één van de drie grootste mondiale ontwikkelingsorganisaties en kunnen we niet alleen in Nederland, maar wereldwijd invloed uitoefenen op het gedrag van burgers, bedrijven en regeringen. Met de Oxfam International campagne ‘Control Arms’ hebben we bijvoorbeeld bijgedragen aan de totstandkoming van een internationaal verdrag om antipersoonsmijnen en clustermunitie uit te bannen. Of proberen we de Wereldbank, het IMF en de Wereld Voedsel Organisatie te bewegen meer oog te hebben voor de belangen van de armste landen.
Ontwikkeling vraagt om mondige burgers, niet alleen op mondiaal niveau en in rijke landen, maar natuurlijk ook in ontwikkelingslanden. Duurzame ontwikkeling is alleen mogelijk als mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden de mogelijkheid krijgen hun leven in eigen hand te nemen, hun corrupte machtshebbers weg te sturen, de machtsverhoudingen zodanig te verleggen dat de rijkdommen en mogelijkheden van een land niet alleen een kleine elite, maar de hele bevolking ten goede komen. Bijdragen aan de ontwikkeling van een mondig maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden is niet altijd eenvoudig, en het kan in sommige situaties zoals in fragiele staten zelfs risicovol zijn. Maar anders dan Arend Jan Boekestijn denkt (NRC 19 januari), is het wel degelijk zinvol. Denk bijvoorbeeld aan het veel geroemde model van microfinanciering dat haar oorsprong vindt in het maatschappelijk middenveld, of de recente kleurenrevoluties in Oost Europa.
Het is teleurstellend dat de uitstekende analyse van het WRR rapport zijn weerslag niet vindt in de beleidsaanbevelingen. Het rapport constateert dat ontwikkeling in een bredere context plaats vindt en onderschrijft het belang van een mondiale strategie, maar verzuimt de implicaties voor het Nederlandse beleid helder uit te werken. Ik vind het bijvoorbeeld een verkeerd signaal aan de internationale gemeenschap om nu – met de krediet- en klimaatcrisis in ons achterhoofd – als rijk land de norm los te laten om 0,7% van het BBP aan hulp te geven. Toch pleit de WRR hiervoor, zonder dat het alternatief waarover de WRR spreekt concreet is uitgewerkt.
Daar waar het rapport met concrete beleidsaanbevelingen komt, lijkt het zelfs terug te vallen op het ouderwetse beeld van hulp van rijke regeringen in het Noorden die geld en goederen brengen naar arme landen in het Zuiden – een beeld dat wat ons betreft al lang in de geschiedenisboeken thuishoort. Kernvoorstel van het WRR rapport is om via NL AID kantoren geld en kennis naar ontwikkelingslanden te brengen. Hoe is dat te verenigen met de constatering dat ouderwetse hulp het armoedevraagstuk niet kan oplossen en dat ontwikkeling op nationaal niveau in een geglobaliseerde wereld het resultaat is van een veelheid aan nationale én internationale ontwikkelingen? In het debat over het WRR rapport zou die uitdaging opgepakt moeten worden: hoe geven we concreet vorm aan een mondiale strategie gericht op een duurzame én rechtvaardige ontwikkeling?